Citaat uit het insprectierapport van de GGD over ons pedagogisch klimaat:
Pedagogische praktijk
Emotionele veiligheid: De beroepskrachten communiceren met de kinderen. De beroepskrachten zijn op de hoogte van de gezinssituatie van het kind (tijdens de intake kunnen ouders hun verwachtingen van het kinderdagverblijf ook kenbaar maken). Er is aandachtige communicatie, verbaal en non-verbaal.
De beroepskrachten hebben een respectvolle houding naar de kinderen. Bijv. bij de baby’s wordt het eigen eet-en slaapritme gevolgd. Het kind wordt eigenlijk alleen in zijn spel ‘gestoord’ voor een maaltijd, slapen of een schone luier.
Er heerst een ontspannen, open sfeer op de groep. Er wordt gebruik gemaakt van logische dagstructuren waarbij variaties ruim tevoren kenbaar worden gemaakt. Elke activiteit begint met een ritueel en overgangen worden bij voorkeur gezongen.
De kinderen worden uitgenodigd tot participatie.
De kinderen kunnen als ze dat willen bijv. aansluiten bij kleine huishoudelijke activiteiten zoals was opvouwen of ophangen, ramen wassen, werken in de tuin, gecombineerd met vrijspel. De oudste peuters kunnen deelnemen aan een aantal activiteiten van de BSO. Ook bij het opruimen kunnen kinderen ongedwongen aanhaken.
Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. In eerste instantie went een kind aan 2 vaste personen waarvan er altijd 1 aanwezig is. Ieder kind kan zich richten op de ontvanger (begin en einde verblijf) als aanspreekpunt/oriëntatiepunt. De ontvanger helpt de kinderen anticiperen op wat de dag (ongeveer) gaat brengen. De kinderen zijn zichtbaar en merkbaar vertrouwd met de aanwezige beroepskrachten en met elkaar. Er is informatieoverdracht tussen ouders en beroepskrachten.
De houder heeft een actieve houding in de informatieoverdracht. Er is standaard informatie overdracht tijdens de breng-en haalmomenten maar kan ook via mail of briefje. Elke maand krijgen de ouders een evaluatie hoe de maand is verlopen per kind. De ontwikkelplannen van de kinderen zijn mede gebaseerd op de gewoontes van thuis en de wensen van de ouders. Er worden 2wekelijkse opvoedinspiratie-avonden georganiseerd voor de ouders. Om zo min mogelijk met verdeelde aandacht voor de groep te werken kunnen ouders die behoefte hebben aan meer dan alleen de overdracht, met hun kind terecht in de opkamer (bij de achtervang) voor koffie of een praatje.
Persoonlijke competentie: De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren individuele kinderen. Er van uitgaande dat het kind zijn eigen tempo aangeeft wordt er veel gelegenheid geboden tot vrij spel. Afhankelijk van de ontwikkeling en de belangstelling van het kind wordt het kind gericht uitgenodigd om op zoek te gaan naar wat het fascineert en om zelf op verkenning te gaan. De buitenschoolkinderen brengen een groot deel van de tijd in de buitenlucht door. Er is een goede interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen.
Geobserveerd is dat de beroepskrachten de kinderen ‘lezen’ en benoemen of navragen wat ze zien. Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting.
Op de babygroep is de grondbox belangrijk, er staan o.a. kleine mandjes met doekjes en vormen. Een sokje van een ander kind is bijv. ook uitdagend om te onderzoeken. Op de peutergroep De Duinen vormt het klimrek het hart van de (grote) groepsruimte. Tijdens vrij spel wordt er allerlei materiaal klaargezet dat kinderen uitdaagt tot het verwerven van vaardigheden, de observatie van de beroepskrachten is leidend hierin. Op het Eiland gaat men ervan uit dat al het materiaal wat de kinderen pakken een doel dient in hun spel. Tijdens het vrij spel wordt zo min mogelijk opgeruimd om geen inbreuk te doen op het spel van de kinderen.
Er is aandacht voor leermomenten.
Tijdens het fruitmoment mogen de kinderen helpen om het fruit op te halen. De tafel gereed te maken voor het ‘verwerken’ van de gehele fruitstukken tot hapklare stukjes. De kinderen mogen het fruit tellen en ordenen, pellen en snijden en daarna mooi schikken op een schaal. Eten is een gerichte activiteit op het Eiland. Op de babygroep stimuleert de beroepskracht de zelfredzaamheid van het kind door steeds de zelfstandigheid van het kind in de gaten gehouden en het kind zo veel mogelijk zelf te laten doen. Zelf water drinken uit een bekertje wordt geoefend op schoot tot het kind zelf het bekertje kan pakken en naar de mond kan brengen.
Sociale competentie: De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in de interactie tussen de kinderen onderling. Er is veel aandacht van de beroepskrachten voor persoonlijke en sociale vaardigheden van het kind. De dag en de activiteiten worden overzichtelijk, eenduidig en transparant vormgegeven. De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in het voorkómen en oplossen van conflicten. Sociaal emotionele ontwikkeling is een speerpunt in het pedagogisch beleid. Er is veel aandacht voor het ontwikkelen van vreedzame vormen van conflicthantering o.a. door niet de vraag wie ‘begon’ te benadrukken, of te straffen, maar het conflict en de tegengestelde belangen centraal te stellen en een oplossing te helpen zoeken.
De kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. Dat is geobserveerd tijdens het vrije spel en tijdens de gezamenlijke warme lunch in de groepsruimte van de peuters. Alle kinderen en medewerkers verzamelen zich en schuiven aan bij de ronde (lage) tafels en eten en vertoeven er gezellig.
Normen en waarden: Afspraken, regels en omgangsvormen worden aan de kinderen uitgelegd. Er wordt gewerkt met een deugdenbenadering, waarbij de deugd zo veel mogelijk wordt voorgeleefd en betrokken bij de verklaring voor de gewenstheid van bepaald gedrag. In plaats van straffen (vermanen, afkeuren) en belonen worden verwachtingen helder gemaakt en toegelicht. Beroepskrachten geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld. De beroepskrachten zijn zich zichtbaar en merkbaar zeer bewust van hun voorbeeldfunctie.”
Zie hier het meest recente volledige inspectierapport van de GGD voor de Ontvangst (KDV) en de Buitenschool (BSO)